Second
victim

WAT IS SECOND VICTIM?

Als er bij de zorg voor of de behandeling van een patiënt iets fout loopt, is niet alleen de patiënt daar het slachtoffer van. Ook de artsen krijgen te maken met de gevolgen van zo’n incident. Zij zijn wat we noemen “second victim”.

Terug naar top

PREVALENTIE

Naar schatting zijn de helft van de hulpverleners minstens eenmaal in hun carrière ‘second victim’. In een doctoraatsthesis aan de KUL (Van Gerven, 2016)1 is een studie gedaan naar patiëntenveiligheidincidenten (PVI). Hieruit blijkt dat 9% van de artsen en verpleegkundigen direct betrokken was bij een PVI in een tijdsbestek van 6 maanden. Eén op vijf studenten verpleeg- en vroedkunde was eveneens direct betrokken bij een PVI in de voorbije 6 maanden. 60% van deze studenten rapporteerde een impact op hun professioneel leven, persoonlijk leven of beide. 40% gaf aan geen enkele impact te ondervinden.

Terug naar top

WAT ZIJN MOGELIJKE OORZAKEN BIJ ARTSEN?

Uit een bevraging (Van Gerven 2016)1 bij 913 artsen, verpleegkundigen en vroedvrouwen, die betrokken waren bij dit soort incident, konden we opmaken dat de psychologische impact van een PVI groter is als het incident ernstiger is voor de patiënt, wanneer de persoon in kwestie zich verantwoordelijk voelt of wanneer het om een vrouwelijke zorgverlener gaat. De psychologische impact ligt lager bij zorgverleners die werken in een organisatie met een veiligere en meer open cultuur.

Terug naar top

WAT ZIJN DE SIGNALEN?

Second victims kampen nadien soms met slapeloosheid, flashbacks, nachtmerries, verlies van zelfvertrouwen of vertrouwen van collega’s, ernstige prikkelbaarheid, hevige schrikreacties of angst voor een nieuw incident.
Terug naar top

WAT ZIJN DE VALKUILEN VOOR ARTSEN?

Vaak is er angst om er met iemand over te spreken, uit schaamte en uit vrees voor gezichtsverlies bij collega’s. Dit kan echter de psychologische impact voor de arts vergroten.

Het zijn de onbesproken, onbehandelde emoties die een mogelijk verwoestende werking kunnen hebben.

Terug naar top

HOE KAN MEN SECOND VICTIM VERMIJDEN?

De psychologische impact ligt lager bij zorgverleners die werken in een organisatie met een veiligere en meer open cultuur. Erover kunnen en durven spreken is vaak heel belangrijk bij het verwerken van dergelijke incidenten. De professionele attitude die men vaak bij artsen opmerkt en die de behoefte aan perfectie en een grote perceptie van persoonlijke onkwetsbaarheid huldigt, dient te worden in vraag gesteld, daar zij remmend werkt op het openlijk bespreken van zelf-gepercipieerde kwetsbaarheid.

Nochtans werkt openlijk spreken niet voor elke arts en kan ‘ontkenning’ ook een gezonde vorm van coping zijn die voor artsen kan werken. Het komt er dus op aan om de mogelijkheid tot spreken en begeleiding vrijblijvend aan te bieden op een structurele manier, maar niet om ze op te leggen.

Terug naar top

WAT ZIJN DE GEVOLGEN?

Er kunnen zowel professionele als persoonlijke gevolgen zijn. Volgens Van Gerven (2016) blijkt het effect afhankelijk te zijn van verschillende factoren. Deze factoren hebben zowel te maken met de persoon zelf, de impact van het incident op de patiënt als met de organisatie waarin deze “second victim” werkt. Volgens Van Gerven (2016) is de psychologische impact van een patiëntenveiligheidincident groter als het incident ernstiger is voor de patiënt, wanneer de persoon in kwestie zich verantwoordelijk voelt of wanneer het om een vrouwelijke zorgverlener gaat.

Vaak begint men aan zijn kennis en competenties te twijfelen. Ook burn-out, depressie, een acute (duurt maximaal 1 maand na het incident) of een posttraumatische (duurt langer dan één maand na het incident) stressstoornis kunnen een gevolg zijn. Sommige artsen stappen uit hun specialisatie of zelfs uit het beroep.

Terug naar top

WAT IS EEN MOGELIJK BEHANDELPLAN ALS MEN EEN SECOND VICTIM SLACHTOFFER IS?

Er zijn momenteel nog geen echte evidencebasedprogramma’s waarvan de resultaten bewezen zijn.

Een interessante case is het ‘Peer Support Program’ van ‘The Center for Professionalism and Peer Support (CPPS)’ van het Brigham and Women’s Hospital (BWH) dat in 2008 is opgericht en al heel wat ervaring heeft met het opzetten van ‘peer support’ bij patiëntveiligheidincidenten (PVI).

Shapiro en Galowitz (2016)2 beschrijven de manier waarop het programma werkt en hoe het ondertussen is bijgestuurd, gebaseerd op eerdere ervaringen.

Het komt erop neer dat op een systematische manier en volgens bepaalde criteria ‘peer supporters’ worden geselecteerd binnen de groep van collega’s van een ziekenhuis. Zij krijgen ook een specifieke opleiding om gesprekken te hebben met artsen die geconfronteerd zijn met een PVI. Zulke gesprekken en de uitnodiging ertoe gebeuren volgens een vooraf vastgelegd stramien, waarvan belangrijke componenten zijn : aanbieden van de mogelijkheid tot een peersupportgesprek via e-mail, het gesprek zelf (inleiden, luisteren, reflecteren, herkaderen, copingstrategieën bekijken, afsluiten) en de opvolging ervan (wie of wat is er verder nodig en wanneer en hoe kan daar een beroep op worden gedaan door de betrokken arts?).

Van groot belang is dat een dergelijk programma door heel de organisatie wordt gedragen, en zeker door de directie.

Zoals gezegd wordt momenteel bestudeerd wat de impact van dergelijke programma’s is en waar er verder dient te worden bijgestuurd om de effectiviteit ervan te verhogen.

Soms is het nodig dat er na gesprekken met collega’s ook contact is met een psycholoog voor verdere opvolging en therapie.

Eigenlijk gaat het hier om ‘trauma’behandeling. Onderdelen hiervan kunnen zijn :

  • Cognitieve gedragstherapie : herkaderen van het gebeuren en opnieuw vertrouwen opbouwen om weer met voorkomende werksituaties om te gaan.
  • Imaginaire blootstelling aan de herinneringen van het gebeuren of in vivo ‘exposure’ met de angstsituatie
  • EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) is een therapievorm die zijn nut bij posttraumatische stressstoornissen al heeft bewezen.
  • Er kan indien nodig bovenop een therapeutische setting ook medicatie worden voorgeschreven om de symptomen van angst te onderdrukken: antidepressiva, slaapmiddelen en angstremmers (benzodiazepines).
  • Psychodynamische individuele psychotherapie (van analytische inspiratie).

Terug naar top

PREVENTIEMAATREGELEN

Hiervoor verwijzen we naar de rubriek ‘Preventie’.

1 Eva Van Gerven (2016). Zorgverleners als “second victims” van patiëntveiligheidsincidenten: impact op functioneren en welzijn. KU Leuven Faculteit Geneeskunde

2 Jo Shapiro, MD, FACS, and Pamela Galowitz. Peer Support for Clinicians: A Programmatic Approach. Acad Med. 2016;91:00–00. First published online doi: 10.1097/ACM.0000000000001297
Terug naar top

Neem contact op

ARTS IN NOOD is een centraal contactpunt voor artsen die worstelen met psychische gezondheidsproblemen. De artsen of iemand uit hun omgeving kunnen telefonisch of via het invulformulier contact opnemen met de coördinator van het project ARTS IN NOOD.