Suïcidaal
gedrag

SUICIDE PREVENTIELIJN

(onafhankelijk van ARTS IN NOOD)
1813 (24u/24 en 7d/7)

WANNEER SPREEKT MEN VAN SUICIDAAL GEDRAG ?

Onder suïcidaal gedrag verstaan we gedrag dat gekenmerkt wordt door het neigen naar zelfdoding, variërend van denken en wensen tot plannen en uitvoeren. De term ‘gedrag’ verwijst zowel naar handelingen als naar gedachten. Men kan grofweg vier fasen onderscheiden : denken aan zelfdoding, het plannen van zelfdoding, het voorbereiden van zelfdoding en het uitvoeren ervan.

Motieven voor suïcidaal gedrag kunnen sterk uiteenlopen. Het kan gaan om een uitgesproken wens te willen sterven, een gevoel of overtuiging het leven niet langer aan te (willen) kunnen, een behoefte om te ontsnappen uit een situatie die de persoon als ondraaglijk ervaart, of om het denken te stoppen. Soms is suïcidaal gedrag een uiting van de behoefte anderen iets duidelijk te maken. Suïcidaal gedrag kan ook impulsief en zonder veel voorafgaand overwegen voorkomen.

Terug naar top

PREVALENTIE

Uit internationale studies is gebleken dat artsen een verhoogd risico lopen om te sterven door zelfdoding, al wordt dit niet in alle studies bevestigd. Uit een meta-analyse van verschillende studies uit de USA en Noord-Europa (Schernhammer en Colditz, 2004)1, blijkt dat mannelijke artsen een 40 % hoger risico hebben om zelfmoord te plegen t.o.v. de algemene populatie en vrouwelijke artsen een 130 % hoger risico.

Recente cijfers vinden we terug in een studie van Domus Medica (Hanne Claessens, 2016)² : 44 Vlaamse artsen overleden door zelfdoding tussen 2004 en 2012. Hiermee benaderen de actieve artsen de gemiddelde jaarlijkse suïcideratio bij Vlaamse 25-65-jarigen in de periode 2004-2008. Mannelijke artsen kennen een lagere suïcideratio dan Vlaamse mannen (25 versus 35,1), vrouwelijke artsen worden gekenmerkt door een sterk verhoogde suïcideratio tegenover Vlaamse vrouwen (23,7 versus 14,1).

Terug naar top

WAT ZIJN MOGELIJKE OORZAKEN BIJ ARTSEN?

Het is onmogelijk om een bepaalde oorzaak als reden tot zelfdoding voorop te stellen, daar het gaat om een complex en multifactorieel samengaan van onderliggende elementen. Hieronder worden veel voorkomende factoren opgesomd die kunnen leiden tot zelfdoding.

Depressie, drugsgebruik en alcoholgebruik worden geassocieerd met suïcidaal gedrag bij artsen. Bij vrouwelijke artsen is er vaak ook de grotere sociale druk van het managen van het gezin. Bepaalde persoonlijkheidstrekken dragen bij tot een verhoogd risico op emotionele problemen, wat kan uitmonden in suïcidaal gedrag : zoals perfectionistisch zijn, zelfbeschuldigend en gevoelig, een groot verantwoordelijkheidsgevoel hebben en zich overidentificeren met het werk. Verder spelen er ook andere psychologische factoren mee zoals hoge werkeisen, het emotioneel belastende werk, een gebrek aan sociale steun, problemen in balans werk/privé en ontevredenheid over zichzelf en/of zijn carrière. Ook factoren als relatieproblemen en/of financiële problemen worden genoemd. Bovendien is er het feit dat artsen vaak geen hulp zoeken in geval van psychische problemen, vaak uit schaamte en angst voor gezichtsverlies tegenover hun collega’s. Ten slotte is er de gemakkelijke toegang tot en de kennis van medicijnen als drempelverlagende factor.

Voor meer details aangaande mogelijke oorzaken en het relatieve belang ervan bij artsen verwijzen we naar de studie die Hanne Claessens (2016)² bij Vlaamse (huis)artsen heeft gedaan.
Terug naar top

WAT ZIJN DE SIGNALEN?

De website Gezondheid.be (2014)³ vertelt het volgende over signalen van zelfmoord :

“De meeste suïcidanten (75%) hebben op de een of andere manier aan hun omgeving kenbaar willen maken hoe hopeloos, hulpeloos en machteloos ze zich voelen. Deze signalen worden vaak niet herkend en erkend. Zeer belangrijk is dat mensen uit de omgeving van suïcidale personen, kennis hebben van deze signalen, ze durven zien en serieus nemen. Hoe vlugger deze signalen opgemerkt worden, hoe sneller hulpverlening kan gestart worden.

Verbale boodschappen
Directe signalen

  • “Ik maak er een einde aan”
  • “Jullie zullen me nog missen”
  • “Ik zal jullie laten voelen wat het betekent als ik er niet meer ben”
  • “Ik wou dat ik dood was”
  • “Sterven is gemakkelijker”
  • “Hoe kan je best zelfmoord plegen?”

Indirecte signalen
(boodschappen die wijzen op een negatieve kijk op zichzelf, de omgeving en de toekomst)

  • “Ik kan niet meer”
  • “Ik zie het niet meer zitten”
  • “Ik zou willen slapen en nooit meer wakker worden”
  • “Niemand kan mij helpen”
  • “Ik ben voor niets goed”
  • “Ik ben een hopeloos geval”
  • “Die (overledene) is beter af”

Gedragsmatige signalen of non-verbale signalen

Naast verbale signalen zijn er ook gedragsmatige signalen die we vaak, weliswaar minder makkelijk en minder éénduidig, kunnen opmerken.

  • sociaal isolement: zich terugtrekken van beste vrienden, thuis,…
  • verwaarlozen van vroegere geliefde activiteiten, hobby’s opgeven
  • verwaarlozen van het uiterlijk
  • depressieve, sombere stemming en alle andere aan depressie gelinkte symptomen
  • plotse woede-uitbarstingen, agressieve buien, huilbuien zonder directe aanleiding
  • verward of onlogisch praten
  • recente verhoging van alcohol- en/of middelengebruik
  • het stellen van risicovol gedrag, ‘kicken’
  • weggeven van persoonlijke spullen, opmaken van testament
  • een schriftelijke aankondiging doen van suïcidaal gedrag in een brief, opstel, gedicht
  • bezig zijn met de dood en met zelfmoord in spel of tekeningen, opzoeken van literatuur of internetsites rond deze onderwerpen
  • afscheidsbrieven schrijven, een testament maken, voorbereidingen treffen voor de eigen begrafenis
  • er blijk van geven suïcidegedachten te hebben
  • een suïcideplan uitwerken, middelen verzamelen
  • suïcidepoging(en) ondernemen

Terug naar top

WAT ZIJN DE VALKUILEN VOOR ARTSEN?

Het beroep van arts is veeleisend en emotioneel belastend en heeft een grote impact op het privéleven van een arts. Het maatschappelijk beeld van de perfectie nastrevende arts die permanent ten dienste dient te staan van zijn patiënten, maakt dat veel artsen zichzelf wegcijferen. Deze rol om psychologische redenen niet meer kunnen dragen, brengt vaak schaamte met zich bij de betrokken arts ; de drempel om dan zelf hulp te gaan zoeken bij een collega-arts is zeer hoog, vaak te hoog. Zo blijft de arts zelf met zijn problemen zitten en is het voor de omgeving heel moeilijk om eventuele signalen op te pikken.

Terug naar top

HOE KAN MEN SUÏCIDAAL GEDRAG VERMIJDEN?

Een gouden raad : wacht niet (te) lang en zoek tijdig hulp –> ga een gesprek aan met een hulpverlener !!

Naast de belangrijke taak de ernst van het verlangen naar suïcide in te schatten, helpt een gesprek de patiënt ook zijn gedachten omtrent suïcide te ordenen en het isolement te doorbreken. Bovendien communiceert de hulpverlener de interesse voor de gedachten en gevoelens van de patiënt en toont hij/zij niet bang te zijn dit onder ogen te zien en te bespreken.

Of u nu medisch student bent, huisarts, specialist, of u werkt in een groepspraktijk of solo, in een ziekenhuis of universitair opleidingscentrum, of u jong of oud bent, pas afgestudeerd of ervaren: het maakt niet uit. Net als ieder mens kan elke arts om tal van redenen in moeilijkheden komen, tegen een mentale ziekte oplopen en in een zwart gat terechtkomen. Hier alleen uit geraken is aartsmoeilijk omdat men uiteindelijk in een tunnelvisie belandt, waar men de oplossingen zelf niet meer kan zien.

Even belangrijk is de drempel naar hulp te verlagen. Dit kan via sensibilisering:

  • Meer aandacht geven aan deze problematiek en aan de werkstressdruk tijdens de studies en stages.
  • Opvangplatformen creëren zoals dat van ARTS IN NOOD waar de arts zichzelf en zijn toestand kan evalueren via zelftests of waar de arts in alle vertrouwelijkheid geleid wordt naar structurele oplossingen. Het is zeer belangrijk ‘begeleiden’ voorop te stellen (en niet ‘straffen’) en dit aan te bieden buiten het disciplinaire circuit.
  • Het aanvaardbaar/normaal maken van peer-support, bv. via intervisiegroepen.
  • Het werken aan een algemene attitude bij arts en patiënt : van ‘onkwetsbare’ naar ‘menselijke’ arts.

Terug naar top

WAT ZIJN DE GEVOLGEN?

Suïcidaal gedrag komt niet uit het niets, er zijn al heel wat psychologische problemen aan voorafgegaan. Deze kunnen o.a. zijn : burn-out, depressie, middelenmisbruik, alcoholisme, financiële schulden,… Deze problemen kunnen het welzijn van de arts, zijn gezin en zijn patiënten op de helling zetten. Hoe langer men wacht, hoe groter de impact van deze problemen. Het hoeft niet gezegd dat een suïcidepoging of een suïcide een traumatische ervaring is voor de hele omgeving van de arts.

Terug naar top

WELKE ZIJN MOGELIJKE BEHANDELSTAPPEN VOOR IEMAND MET SUÏCIDALE GEDACHTEN OF GEDRAG?

Voor iemand met suïcidegedachten is een gesprek/contact met een empathische hulpverlener uitermate belangrijk.

BIJ ACUTE NOOD

Bij acute nood kan u terecht bij de zelfmoordlijn: https://www.zelfmoord1813.be/ voor chat of op het telefoonnummer 1813.

U vindt daar ook de pagina zelfhulp https://www.zelfmoord1813.be/ik-heb-hulp-nodig/zelfhulp voor informatie en tools om u verder te helpen.

Bij acute nood kan u daarnaast ook terecht bij de hulpdiensten (112), de spoedafdeling van een ziekenhuis, het antigifcentrum (070 245 245), een huisarts of het platform ARTS IN NOOD (0800 23 460) waar u terecht kan voor een gesprek en waar u desgevallend verder kan doorverwezen worden naar gespecialiseerde hulp.

EVALUATIE EN OPVANG

Uit onderzoek blijkt dat patiënten die na een suïcidepoging op psychologisch en sociaal vlak opgevangen en geëvalueerd worden, minder geneigd zijn later opnieuw een poging te ondernemen4.

Om een persoon met suïcidale gedachten of gedrag op te vangen is er daarom een vragenlijst ontwikkeld die kan worden gebruikt door de hulpverlener bij de aanmelding van een arts in nood. Het UZ Gent o.l.v. prof. Dr. C. Van Heeringen van de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek heeft in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap daartoe een Instrument ontwikkeld voor Psychosociale evaluatie en opvang van suïcidepogers in het Algemeen Ziekenhuis (IPEO), bv. op de spoedafdeling.

De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek UZ Gent stelt de IPEO als volgt voor5 :

‘”Het instrument voor psychosociale evaluatie en opvang (IPEO) is een semigestructureerde vragenlijst bestaande uit twee delen, waarin relevante elementen met betrekking tot het adequaat opvangen van suïcidepogers, het maken van een risico-inschatting en het opstarten van vervolgzorg bevraagd worden.

IPEO 1 link naar deze vragenlijst in de bibliotheek (eerste psychosociale evaluatie en opvang) wordt afgenomen door een spoedverpleegkundige/-arts of de psycholoog of psychiater, en bestaat uit een anamnese (op pagina 1, met een witte achtergrond) waarin gegevens betreffende de suïcidepoging en relevante socio-demografische kenmerken bevraagd worden en een empathisch luik (op pagina 2, met een grijze achtergrond) waarin huidige emoties, acute suïcidaliteit, medicatie, psychiatrische voorgeschiedenis/behandeling, eerdere suïcidepoging, sociaal netwerk/steun en de bereidheid tot verdere behandeling worden bevraagd.

Het doel van IPEO 1 is tweeledig: enerzijds het empathisch opvangen van de persoon die een suïcidepoging ondernam, anderzijds het inschatten van de onmiddellijke behandelingsnoden van de patiënt en het bepalen binnen welke tijdspanne IPEO 2 dient afgenomen te worden.

IPEO 2 link naar deze vragenlijst in de bibliotheek (tweede psychosociale evaluatie en opvang) wordt uitgevoerd door een psycholoog of een psychiater en omvat een verdere inschatting van de risicofactoren en de noden van de patiënt. Standaard worden de ervaren problemen, de motieven voor de suïcidepoging, de aanwezigheid van suïcidegedachten/plannen, de suïcidale intentie, alcohol- en/of druggebruik en de zorgbehoeften van de patiënt en de omgeving bevraagd.

Wanneer IPEO 2 is afgerond wordt door de behandelende psycholoog/psychiater een synthese gemaakt van IPEO 1 en 2 (“Diagnose en zorgtraject”). Deze synthese bevat steeds een diagnose/probleemomschrijving, een samenvatting van de bevraagde risicofactoren, en het zorgtraject/behandelplan dat gevolgd wordt na de spoedopname.

Het is onmogelijk op basis van de items die binnen deze psychosociale evaluatie worden bevraagd te voorspellen welke patiënten opnieuw een poging zullen ondernemen of uiteindelijk zullen overlijden aan suïcide. De IPEO mag dan ook niet gezien worden als een rechtlijnig, predictief instrument. Wel is het de bedoeling op basis van de verzamelde informatie uit IPEO 1 en 2, eventueel aangevuld met informatie van eerdere behandelaars, huisarts en naasten, risicofactoren te identificeren en een optimale doorverwijzing voor te stellen en de patiënt hiertoe te motiveren. Doorheen dit proces dient er voldoende aandacht te zijn voor de manier waarop de patiënt en zijn omgeving die zorg ervaren6”.

BIJ HET AANPAKKEN VAN DE PROBLEEMSITUATIE

Het platform ARTS IN NOOD (0800 23 460 – gratis nummer) kan u verder verwijzen naar gespecialiseerde hulpverleners voor het aanpakken van de situatie en een eventuele behandeling.

De sociale kaart geeft een overzicht van alle vormen van sociale en psychologische hulpverlening die in uw gemeente of regio beschikbaar zijn.

Terug naar top

PREVENTIEMAATREGELEN

Indien u merkt dat u of een collega met suïcidegedachten rondloopt, dan leest u op de pagina’s zelfhulp en hulp aan collega’s over concrete tools om uzelf of uw collega verder te helpen.

1 E.S. Schernhammer & G.A. Colditz (2004). Suicide Rates among Physicians : a quantitative and Gender Assessment (Meta-Analysis). AM J Psychiatry 2004, 161 :2295-2302

2 Hanne Claessens (2016). Suïcide preventie bij (huis)artsen : een onderzoek naar suïcide en emotionele problemen bij (huis)artsen in Vlaanderen. Beheersovereenkomst Preventie 2012-2016, Agentschap Zorg en Gezondheid – Domus Medica

 3 Gezondheid.be (2014). Alarmsignalen van zelfdoding – Tips. Verkregen via http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=9816

‘4 Kapur, N., House, A., Dodgson, K., May, C., & Creed, F. (2002). Effect of general hospital management on repeat episodes of deliberate self-poisoning: cohort study. British Medical Journal, 325, 866-867.

‘5 en 6 Lic. S. De Munck, Lic. G. Scoliers, Lic. L. Van Rijselberghe, Dr. G. Portzky, Prof. Dr. C. Van Heeringen (2009). IPEO : Instrument voor psychosociale evaluatie en opvang van suïcidepogers, blz. 7-8
Terug naar top

Neem contact op

ARTS IN NOOD is een centraal contactpunt voor artsen die worstelen met psychische gezondheidsproblemen. De artsen of iemand uit hun omgeving kunnen telefonisch of via het invulformulier contact opnemen met de coördinator van het project ARTS IN NOOD.