Preventie van burn-out voor huisartsen

In 2011 heeft het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) een onderzoek gedaan naar burn-out bij huisartsen. Hun aanbeveling voor preventie en aanpak worden hier overgenomen.


ACTIELIJNEN VOOR PREVENTIE VAN BURN-OUT BIJ HUISARTSEN

SENSIBILISERING ROND NIEUW IMAGO VAN DE HUISARTS

De vaak door huisartsen aangevoelde waarde-conflicten tussen de toewijding aan hun opdracht als arts en het omgaan met de moeilijkheden die ze ondervinden, dient te worden geneutraliseerd. Dit conflict leidt nu vaak bij huisartsen tot schuldgevoelens en het zich minderwaardig voelen als de moeilijkheden hen over het hoofd dreigen te stijgen.

Gelukkig is een nieuw beeld aan het ontstaan van het beroep van arts. De nadruk op performantie, productiviteit en succes (vertaald in het ‘moeten’ hebben van een overdrukke praktijk) is plaats aan het maken voor aandacht voor balans werk/privé, meer en nauwere samenwerking tussen collega’s onderling en met andere hulpverleners.

Het is belangrijk dat over dit conflict openlijk kan worden gesproken tussen de huisartsen, op LOK’s, colloquia en in de vakpers, zodat er een grotere aanvaardbaarheid komt van sommige preventieve en curatieve actielijnen die hier verder worden besproken.

CREËREN VAN SYSTEEM VAN GEZONDHEIDSZORG VOOR DE HUISARTS

  • Een huisarts moet vrijwillig een beroep kunnen/willen doen op een eigen huisarts, liefst van buiten zijn werkgebied, op een laagdrempelige manier en in alle vertrouwelijkheid en discretie. Hieraan wil het platform ARTS IN NOOD meewerken.
  • Tegelijkertijd kan er gedacht worden aan het oprichten van een gezondheidsdienst die psychologische en lichamelijke problemen vroegtijdig kan opsporen zonder de betrokken arts te stigmatiseren. Deelname hieraan dient vrijwillig te zijn, en ook strikt vertrouwelijk en anoniem.
  • Een huisarts zou moeten kunnen terugvallen op een minimale sociale bescherming in geval van ziekte of invaliditeit o.v.v. gewaarborgd inkomen met onmiddellijke ingang.
  • Er kunnen modaliteiten worden uitgewerkt die vermindering van de werkduur, loopbaanonderbreking of deeltijds werk toelaten en financieel ondersteunen.
  • De geruststelling van het kunnen terugvallen op een systeem van ‘vervangartsen’ dat kan instaan voor een vlotte vervanging van afwezige artsen, kan ook de drempel voor de vraag naar hulp verlagen.

STEUN VAN DE COLLEGA’S VERSTERKEN

  • Een stimulans geven aan het opzetten van intervisie- of overleggroepen, bv. met accreditering. Dit kan vaak niet binnen de eigen LOK en dient daarom over de artsenkringen heen te worden georganiseerd.
  • Het maken van een samenwerkingscharter binnen de artsenkring kan ertoe bijdragen dat artsen ook steun van collega’s krijgen. In zo’n charter kunnen o.a. ook afspraken gemaakt worden i.v.m. samenwerking, steun, opvang en re-integratie (met respect voor de ‘globale medische dossiers’ van de ARTS IN NOOD) in geval van (dreigende) arbeidsongeschiktheid van een collega.
  • Het bijeenbrengen of laten getuigen van collega’s die een burn-out hebben gehad is ook een mogelijke interventiepiste.
  • Het bevorderen van extra-curriculaire activiteiten binnen de kring (sport, recreatie, museumbezoek, weekendje weg,…) zal ook het sociale weefsel van de kring versterken.
  • Initiatieven van de Belgische overheid betreffende de stimulering van groepspraktijken en praktijknetwerken (ook van solopraktijken) dient te worden verder gezet. De verdere uitbouw van het informaticanetwerk kan ook het werken tussen collega’s of tijdens wachtdiensten faciliteren.
  • Het voorzien in een praktijkbemiddelaar om conflicten binnen een groepspraktijk op te lossen, kan ook het risico op een burn-out verkleinen.