Preventie voor artsen in opleiding

Uit een masterproef1 van ATRTCHINE-KACHI Zahra (KU Leuven 2016) rond ‘Burn-out bij huisartsen in opleiding’ komen volgende cijfers naar voor :

Van de 478 ingeschreven HAIO’s van alle Vlaamse universiteiten loopt 29,8% van de HAIO’s een groot risico op burn-out en 8,1% van de HAIO’s vertoont klinische tekenen van burn-out. 13,7% van de HAIO’s is depressief en 27,3% voelt zich zenuwachtig of angstig. 16% heeft er ooit aan gedacht om met geneeskunde te stoppen of van richting te veranderen.


Wat betreft student-artsen in opleiding aan de Belgische universiteiten zijn er geen exacte cijfers van depressie, burn-out of andere psychische problemen gekend. Studies in de Verenigde Staten geven aan dat ook medische studenten niet gespaard blijven van psychische problemen. Bij een anonieme on-linescreening² aan de medische faculteit van de Universiteit van San Diego uit 2010 aangeboden aan 498 medische studenten, hebben 132 studenten de onlinescreening volledig ingevuld. Daarvan zit 30 % in de ‘hoge risico’ groep, 68 % in de ‘gematigd risico’ groep en 2 % in de ‘lage risico’ groep voor depressie en suïcidaal gedrag.

Volgens ATRTCHINE-KACHI (2016)³ worden stage en specialisatie geïdentificeerd als specifiek stressvolle fases binnen de carrière van dokter. De overgang van student, zonder klinische verantwoordelijkheden, naar stagiair of AIO met een duidelijke klinische verantwoordelijkheid, is voor de meeste studenten een stressvolle gebeurtenis in hun leven die kan leiden tot verminderd zelfvertrouwen. Eens ze in een medische praktijk tewerkgesteld zijn, komen daar nog andere stressfactoren bij zoals: werken in shiften, lange werkdagen, hoge werklast, tijdsdruk, slechte slaapgewoontes en hoge verwachtingen om te presteren, veeleisende patiënten, persoonlijke angst over eigen competentie en veranderende rollen op de werkvloer. Ook worden ze regelmatig geconfronteerd met lijden, angst, falen en de dood; ook moeilijke omgang met patiënten, familie en ander medisch personeel speelt een rol. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor zowel het leerproces als voor de patiëntenzorg.

Tijdens de opleiding aan de universiteiten wordt nog steeds voornamelijk ingezet op technische kennis en vaardigheden en wordt er eerder gewerkt in een competitief prestatiemodel, dan in een model van samenwerking tussen de studenten. In een dergelijk klimaat ziet men dat studenten met psychische problemen vaak geen hulp zoeken, o.a. omdat ze geen tijd hebben en omdat ze zich niet willen blootgeven uit angst voor stigmatisering en een negatieve impact op hun carrière. De studie van ATRTCHINE-KACHI (2016)4 bevestigt dit beeld : 30,6% van de HAIO’s zal géén professionele hulp zoeken indien ze zich opgebrand zouden voelen. 3,1% durft geen professionele hulp zoeken, 8,6% heeft geen tijd om hulp te zoeken. 17,3% van de HAIO’s heeft al hulp gevraagd, 17,3% heeft dat ooit gedaan tijdens het afgelopen jaar en 65,3% zegt die hulp niet nodig te hebben.

De mentaliteit om geen professionele hulp te gaan zoeken wordt al ontwikkeld tijdens de medische opleiding en wordt onderhouden doorheen de hele medische carrière van artsen.

Vandaar het grote belang om reeds op de medische faculteiten in te grijpen en de programma’s, omkadering en begeleiding zo aan te passen dat (student)-artsen

  • zich bewust worden van de uitdagingen van hun beroep en de daaraan verbonden mogelijke psychische problematieken,
  • de problematiek bij zichzelf leren (h)erkennen
  • het een normale zaak vinden onder elkaar te praten over hun problemen, zonder stigmatisering
  • gemakkelijk de stap naar professionele hulp zetten indien nodig.

 

Hieronder vindt u een opsomming van mogelijke maatregelen ter preventie van psychische problemen bij student-artsen en haio’s aan de medische faculteiten.

1. Samenwerking tussen studenten onderling bevorderen

  • Opzetten van verplichte intervisiegroepen
  • Opzetten van gezamenlijk te maken projecten/taken met belangrijke rol voor overleg en collegiale steun binnen de groep

2. Nog meer soft skills inbouwen in het lessenpakket (deels verplicht, deels keuzevakken) :

  • Assertiviteit en communicatievaardighedentraining
  • Timemanagement
  • Balans werk/privé en zelfzorg
  • Psychotherapie en zelfkennis
  • Belang van ontspanning en aanzetten tot lichaamsbeweging
  • Destigmatisering van mentale problemen

3. Voorzien van laagdrempelige ‘psychologische’ en praktische begeleiding van de studenten van bij de start van de opleiding

  • Zorgcoördinator/ombudsman in elke medische faculteit
  • Hulpdienst met psycholoog/psychiater voor studenten in elke medische faculteit
  • Aanbieden van screeningprogramma’s voor psychische problemen
  • Duidelijke regelmatige feedback geven aan de studenten en hun opleidingstraject (keuzevakken) daaraan aanpassen

4. Sensibilisering rond het imago van de (huis)arts, de vraag naar hulp

  • Realistische kijk op de arts, geen superheld
  • Sensibilisatiecampagnes om op te roepen tot het zich laten begeleiden of het invullen van screeningmodules met opvolging door psycholoog indien nodig
  • Sensibilisering van de opleidingsstaf rond de nieuwe manier van werken

5. Realistische en praktische kijk op het beroep geven van bij de start van de opleiding

  • Wat zijn de uitdagingen?
  • Wat zijn de valkuilen?
  • Hoe kan men daar mee omgaan?
  • Welke begeleiding wordt op dat vlak geboden?

6. Werkdruk verlagen tot een realistisch niveau dat ook een leven naast de stage mogelijk maakt

  • Realistischere stage-uren per week : vb. 40 uur i.p.v. 60 uur of meer
  • Beperken van het aantal wachtdiensten tijdens de stage
  • Recuperatiemogelijkheid de volgende ochtend bij laat werk
  • Voldoende vrijaf geven om te kunnen werken aan de verslagen die dienen te worden gemaakt tijdens de stage
  • Voldoende vakantie na elk stageblok én vóór de start van de stages
  • Evaluatie van het nut van de tijdsintensieve manamathesis en deze eventueel inperken of vervangen door praktische seminaries

7. Kwaliteit van de stageplaats jaarlijks evalueren.

Een goede begeleiding en opvolging met regelmatige (positieve) feedback is van primordiaal belang bij het vermijden van burn-out.

In dit kader is het belangrijk om ook de stagemeesters in de ziekenhuizen duidelijke richtlijnen mee te geven. Immers, vaak komen de stagiairs terecht bij specialisten die zelf nog in de ‘oude’ mentaliteit zijn opgeleid en zichzelf helemaal wegcijferen voor hun job. Zij vinden het maar normaal dat de stagiairs dat nu ook doen. Daar de stagiairs ook hun punten van de stagemeester ontvangen, durven ze hier niets op zeggen en worden ze automatisch meegesleurd in de mallemolen. Een oplossing hiervoor kan zijn dat ook de stagiairs de stage en hun begeleiders mogen quoteren en deze info bezorgen aan de ombudsman die kan ingrijpen op het terrein wanneer nodig. Zo kan men mee de kwaliteit van de stageplaats opvolgen. Het komt immers ook te vaak voor dat stagiairs terecht komen op onderbemande diensten (wat artsen betreft), wat de begeleiding niet ten goede komt. Een stagemeester moet voldoende tijd kunnen vrijmaken om de stagiair te helpen en zijn problemen op te lossen. Bovendien is het belangrijk dat een stage of assistentschap voldoende uitdagend is en dat de stagiair/assistent mee controle heeft over verschillende aspecten van zijn werk zoals de uurroosterregeling, het maken van overuren en de manier waarop hij het werk uitvoert.

8. Er dient voorzien te worden in de begeleiding van studenten en haio’s met psychische problemen en in hun re-integratie achteraf. Het is belangrijk de begeleiding naar re-integratie niet uit het oog te verliezen, wil men vermijden dat een groot deel van hen afhaakt vooraleer het diploma te behalen.

 

De universiteit van California, San Diego School of Medecine heeft in 2009 een ‘Suicide Prevention and Depression Awareness Program’² opgezet bestaande uit een tweeledige aanpak:

  1. Screenen, evalueren en doorverwijzen naar hulpverlening via een web-based anonieme en vertrouwelijke vragenlijst, waartoe iedere student en lid van de academische staf via e-mail werd uitgenodigd.
  2. Educatie rond deze problematiek en awareness creëren. Het programma richtte zich dus niet alleen tot studenten, maar ook tot de academische staf.

De screening omvatte volgende topics:

  • Rapportering over de gemoedstoestand
  • Suïcide-idealisatie en -pogingen
  • Drugs- en alcoholgebruik
  • Tevredenheid over persoonlijk en professioneel leven
  • Zelfprescriptie van medicijnen
  • Gebruik en toegang tot hulpverlening betreffende mentale gezondheid

De scores op de screeningvragenlijst van de participanten werden na invullen automatisch anoniem doorgestuurd naar een daartoe aangestelde psycholoog, die op basis van de screening een persoonlijk assessment van elke participant opmaakte. De participant kreeg dan via e-mail feedback over zijn assessment samen met een persoonlijke uitnodiging tot gesprek bij de psycholoog indien hij deel uitmaakte van de risicogroep. De psycholoog was ook steeds ter beschikking van de participant voor (online) vragen en opmerkingen via een beveiligde persoonlijke webpagina.Het educatiedeel bestond uit een speciaal daartoe ontworpen leermodule samengesteld uit een PowerPoint presentatie (30 min) en video (15 min) over het ‘distress continuüm’ en zijn gevolgen en het benoemen/wegnemen van drempels om hulp te zoeken, met achteraf een discussiemoment (15 minuten).

Het geheel werd ondersteund door een informatieve ‘well being’-website. Ook belangrijk ter ondersteuning van het succes van deze campagne was de duidelijke steun en oproep van seniorstafleden en de decaan van de medische faculteit om hulp te zoeken.

Dat een mentaliteitswijziging er niet op een paar maanden komt maar tijd vraagt, bewijzen de resultaten van het eerste jaar van het programma. Slechts 27% van de uitgenodigde studenten heeft de onlinescreening ingevuld en binnen de gescreende groep met het hoogste risico is slechts 39 % in dialoog gegaan met de psycholoog en is slechts 11 % van de studenten ingegaan op het aanbod om zich verder te laten behandelen. De meerderheid onder hen gaf wel aan dat ze zich zonder dit programma niet zouden laten behandelen hebben.

1 ATRTCHINE-KACHI Zahra (2016). Burn-out bij huisartsen in opleiding – Masterproef aan de KU Leuven – ICHO vzw. Pg. 5
2 The Suicide Prevention and Depression Awareness Program at the University of California, San Diego School of Medicine. Academic Medecine 2012; 87:000-000; Doi:10.1097/ACM.0b013e3131824451ad
3 ATRTCHINE-KACHI Zahra (2016). Burn-out bij huisartsen in opleiding – Masterproef aan de KU Leuven – ICHO vzw. Pg. 15
4 ATRTCHINE-KACHI Zahra (2016). Burn-out bij huisartsen in opleiding – Masterproef aan de KU Leuven – ICHO vzw. Pg. 39